Het is vandaag 27 jan. 2005 zestig jaar geleden dat het Duitse vernietigingskamp in Auschwitz, waar 1,5 miljoen mensen de dood vonden, werd bevrijd door sovjetsoldaten.
Door Stéphane Alonso
Auschwitz/Oświęcim – Tadeusz Szurmak had zich er al bij neergelegd. Als Poolse verzetsstrijder zou hij zeker worden doodgeschoten door zijn Duitse bewakers. Maar de wagen waarin hij met tachtig anderen was gepropt reed uiteindelijk naar een gevangenkamp vlakbij het Zuid-Poolse stadje Oswiecim, door de Duitsers omgedoopt tot Auschwitz. Wat een geluk, dacht Tadeusz. En met hem tachtig anderen.
Wanda Sarna wist inmiddels beter. Zij was vijftien in 1942 en woonde met haar ouders op de eerste verdieping van een huizenblok vlak buiten het kamp. Vanuit haar raam kon ze de roodbakstenen barakken van het kamp zien liggen. Ze kon ook het perron zien, waar de transporten aankwamen, met joden uit alle windstreken van Europa, maar ook met Polen, zoals Tadeusz. Iedereen in de stad wist wat er gebeurde. De baas van het kampcrematorium was Wanda’s buurman. De vroegere buren waren uit hun huis verjaagd.Oświęcim
Vandaag wordt herdacht dat het Duitse vernietigingskamp Auschwitz, waar 1,5 miljoen mensen – vooral joden – de dood vonden, precies zestig jaar geleden, op 27 januari 1945, werd bevrijd door sovjetsoldaten. Slachtoffers en getuigen van wat wel de grootste misdaad van de twintigste eeuw is genoemd, zijn er steeds minder. ,,In mijn vriendenkring sterft nu elke week iemand”, zegt de inmiddels 87-jarige Tadeusz. Mede daarom is de zestigjarige herdenking van de bevrijding van het kamp groots opgezet, met veel royalty en tientallen staatshoofden en regeringsleiders, onder wie koningin Beatrix, premier Balkenende, de Franse president Chirac en zijn Russische ambtgenoot Poetin. Ook het weer lijkt speciaal te zijn besteld. Al dagen wordt Polen gegeseld door wilde sneeuwbuien, wat de aanblik van Auschwitz en het nabijgelegen satellietkamp Birkenau alleen maar grimmiger maakt.
Ook in januari 1945 waren de weersomstandigheden extreem. ,,Na de bevrijding troffen we langs de weg naar Birkenau om de twintig meter een doodgevroren lichaam aan”, zegt Wanda (7 . ,,In het kamp zelf vonden we in één barak tientallen vermagerde kinderen, met alleen dunne dekentjes om de leden.” De sovjets troffen zo’n zevenduizend levende gevangenen aan. Wanda nam er tijdelijk acht in huis op en zou later onderscheiden worden voor haar hulp tijdens en na de oorlog aan gevangenen.
Ondertussen waren 56.000 andere gevangenen – zij die nog konden lopen – bezig met een door de nazi’s geforceerde mars naar andere kampen, meer in westelijke richting. Tijdens die dodenmarsen kwamen tienduizenden alsnog om.
Als de stemmen van slachtoffers en getuigen al lang zijn verstomd, zal er nog onverminderd worden gekibbeld over de nalatenschap van Auschwitz. Voor de joden staat Auschwitz symbool voor de holocaust, voor joods lijden. Voor de Polen staat het kamp symbool voor de wijze waarop hun land eeuwenlang is vertrapt door buurlanden. En binnen de sterk verdeelde zigeunergemeenschappen (Roma) in Oost-Europa fungeert Auschwitz steeds vaker als politiek bindmiddel.
Tien jaar geleden zette de toenmalige president Lech Walesa de eigen Poolse claim kracht bij door de joden helemaal niet te noemen in zijn rede bij de 50-jarige herdenking. Een rel was geboren.
Inmiddels is er veel veranderd in Polen: de huidige president Aleksander Kwasniewski beschouwt het verbeteren van de (economische) relaties met Israël al jarenlang als topprioriteit. Zo bood hij in 2001 onomwonden excuses aan voor de gruwelijke moord door Polen op 1.600 joden in 1941 in het dorpje Jedwabne, een zwarte bladzijde uit de Poolse geschiedenis. De herdenking van vandaag is de kroon op zijn inspanningen. Liever geen gekibbel dus. Maar de Polen morren toch.
Bron: NRC