door Gerhard Wilts
Oświęcim – In Auschwitz – Birkenau dwarrelen kleine vlokken uit sneeuw uit de grijze lucht naar beneden . Een koude wind snijdt over de uitgestrekte, doodse vlakte. Zestig jaar geleden wachtten hier 7500 uitgemergelde gevangenen hun Russische bevrijders op. Nog steeds beklemt de sfeer; de omvang van deze vernietigingsfabriek is een niet te bevatten verschrikking.Het basiskamp, Auschwitz I, is na de oorlog ingericht als museum. Cynisch om te bedenken dat het jaarlijks 250.000 bezoekers trekt. Meer dan Auschwitz I laat concentratiekamp Birkenau (Auschwitz II) de enorme schaal zien waarop de nazi’s systematisch 1.300.000 joden hebben vermoord. Eindeloze rijen betonnen palen met prikkeldraad en wachttorens staan in een winters decor als kille getuigen van een gigantische doodsmachinerie. Auschwitz, de ‘residentie van de dood’, werd na de Tweede Wereldoorlog hét symbool van genocide en holocaust. Nergens in Hitlers Derde Rijk zijn zoveel joden vergast als hier.
Het begin
De gebouwen van Auschwitz I waren oorspronkelijk leegstaande kazernes en munitiebunkers van het Poolse leger. Na de capitulatie van Polen op 28 september 1939 kwamen de ongeveer twintig gebouwen in handen van de nazi’s. Al snel rees het plan om bij Oświęcim in Zuid-Polen een concentratiekamp te bouwen, omdat de gevangenissen in het westelijke Silezië overvol raakten. Bovendien beschikte het afgelegen Auschwitz (de Duitse benaming) over een belangrijk spoorwegknooppunt.
De bouw van het kamp begon in april 1940. De eerste groep van 728 Poolse politieke gevangenen arriveerde twee maanden later. Om de wassende stroom gevangenen – aanvankelijk Polen, later ook andere Europese nationaliteiten en joden – op te vangen, liet de Gestapo er een achttal Blocks bijbouwen. In 1942 telde Auschwitz I ongeveer 20.000 gevangenen; in miserabele zalen opgepropt, tot zelfs kelders en zolders uitpuilden.
In de lange gangen van Block 4 en 6 hangen nu foto’s van de slachtoffers: strakke monden, lege ogen, trieste vrouwengezichten, kaalgeschoren kerels – door ontbering stierven de meesten binnen enkele maanden, leren de onderschriften.
De Gestapo had een eigen gedeelte in Auschwitz I. Zij ondervroegen gevangenen, sloegen, martelden en moordden – de pijn is bijna tastbaar in de grauwe folterkamers. De grootste zaal deed dienst als experimentele gaskamer. Het vergassen van mensen hier stopte in 1943, omdat de Duitsers via gaskamers in het nabijgelegen Birkenau op een veel grootschaliger manier hun plannen konden uitvoeren.
De overbevolking van het basiskamp noopte de nazi’s in 1941 tot de bouw van Auschwitz II-Birkenau dat zich uitstrekte over een vlakte van 175 hectare. Birkenau had een eigen station en perrons. Met vier gaskamers en crematoria vormde het een vernietigingsfabriek zonder weerga in het Derde Rijk. Ruim anderhalf miljoen mensen zijn er vermoord, veruit de meesten van joodse afkomst.
De aankomst
De nazi’s voerden per trein joden uit heel Europa aan. Zij spiegelden hun slachtoffers werk voor in Zuid-Polen bij niet-bestaande bedrijven, winkels en banen in de landbouw. Onwetend van de gruwelijke bestemming van hun reis, namen veel joden kostbare spullen in hun koffers mee. Velen stierven al onderweg, omdat ze zonder eten of drinken vier tot tien dagen opgesloten zaten in verzegelde treinwagons.
Tot het voorjaar van 1943 werden de gevangenen bij aankomst gefotografeerd. Kennelijk gaf het te veel oponthoud; voortaan gingen hele transporten bij aankomst meteen naar de gaskamers. Alleen van Duitse gevangenen en soms van gevangenen van andere nationaliteiten werden nog foto’s gemaakt.
De vernietiging
Bij aankomst in het kamp werden mannen en vrouwen/kinderen direct gescheiden. SS-artsen selecteerden op het perron gevangenen op arbeidsgeschiktheid. Driekwart van de nieuwkomers ging meteen na de selectie door naar de gaskamers. Met niemand had het Herrenvolk medelijden: in Auschwitz zijn 232.000 kinderen over de kling gejaagd. Hartverscheurend zijn de foto’s met kinderen: drie jochies die hand in hand naar de gaskamers lopen, joodse moeders die hun kleintjes stevig vasthouden op weg naar de dood, kinderen in lompen gehuld achter prikkeldraad.
In de openlucht wachtten de slachtoffers 48 uur op hun beurt voor de zogenaamde desinfectie in ondergrondse doucheruimten. Ontluisterend is een heimelijk gemaakte opname van naakte vrouwen die rennen naar de ‘douches’. Uit de sproeikoppen zou nooit water komen; door een luikje werd het dodelijke Zyklon B naar binnen gegooid, een gas dat binnen twintig minuten allen doodde.
Een gids legt een groep jongeren aan de hand van een maquette uit wat er in de gaskamers gebeurde: mensen klauterden in doodsnood op elkaar, snakkend naar een laatste restje zuurstof. De jongeren luisteren, stil en zichtbaar aangeslagen.
De lijken werden in de aangebouwde crematoria verbrand. Omdat de ovens de aanvoer van dode lichamen niet aankonden, werden achter het kampterrein de lijken verbrand in kuilen en op brandstapels.
Ook voor de overige gevangenen was alles gericht op een snelle dood. De erbarmelijke levensomstandigheden in combinatie met slecht en te weinig voedsel, straffen en zwaar werk, betekende een wisse dood binnen enkele maanden.
Dagelijks leven
De gevangenen moesten zwaar graaf- of productiewerk verrichten in veertig subkampen in de nabije omgeving. Het dagrantsoen bestond uit niet meer dan een halve liter ‘koffie’, een hompje klef brood, ‘soep’ (niet zelden gemaakt van verrotte groente) en kleine stukjes worst of kaas.
De dunne gestreepte kleding beschermde niet tegen de kou, net zomin als de enkele dunne deken voor de nacht in de vochtige barakken. Velen stierven door ziekte, uitputting, kou en honger. In de barakken wemelde het van ratten en ander ongedierte.
Wie probeerde te ontsnappen, werd doodgeschoten. Het lijk hingen de nazi’s bij de poort van Auschwitz I als afschrikwekkend voorbeeld voor de anderen. Bij deze poort, met het cynische opschrift Arbeit macht frei, speelde dagelijks een muziekkorps als de gevangenen naar het werk gingen en na een elfurige werkdag uitgeput terugkeerden, de doden met zich meedragend. De muziek hielp de rust te bewaren en maakte het in kolonne lopen gemakkelijker, terwijl de nazi’s sneller alle gevangenen konden tellen.
De martelingen
Een van de dagelijkse kwellingen in Auschwitz I was het appèl, dat vaak vele uren kon duren. Het langste appèl, op 6 juli 1940, duurde 19 uur. Bij strafsessies moesten de gevangenen knielen of hurken, of werden gedwongen hun armen uren in de lucht te houden. Een beruchte straf was het ‘paalbinden’, waarbij gevangenen aan hun op de rug gebonden armen werden gehangen.
De SS’ers ontnamen hun slachtoffers elke vorm van menselijke waardigheid. Artsen voerden medische experimenten uit op vrouwen, gehandicapten en kinderen. Dr. Joseph Mengele bijvoorbeeld had het liefst jonge tweelingen voor zijn ‘genetisch en antropologisch’ onderzoek. De meesten overleefden de proeven niet, anderen raakten ernstig verminkt. Ook zieke gevangenen werden gebruikt: de Häftlinge Krankenbau in Auschwitz I droeg de bijnaam ‘wachtkamer voor het crematorium’ niet voor niets.
De binnenplaats tussen Block 10 en Block 11 in Auschwitz I heette de ‘muur des doods’. Leden van de SS executeerden er duizenden gevangenen, voornamelijk Polen. Nadat in Block 11 het vonnis was geveld, moesten de veroordeelden zich in de wasruimte halverwege de gang uitkleden. Plexiglas markeert de deuropening waardoor zij naar buiten liepen voor executie. Hoe zouden zij zich hebben gevoeld? Bang, verdoofd, wanhopig?
Niemand die hen zag dan hun moordenaars. De ramen in Block 10 waren geblindeerd met houten luiken, want de SS wilde geen ooggetuigen. Vlak voor de terugtrekking braken zij de muur en de blinderingen weg. Maar de muur is na de oorlog herbouwd en de luiken kwamen terug. Zwarte bordjes vragen nu om stilte uit respect voor de gevallenen. Op de grond liggen kransen en brandt een kaarsje. Opdat niemand het vergete…
De roof
Nietsontziend plunderden de nazi’s hun slachtoffers. Bij de bevrijding van het concentratiekamp troffen de Russen balen menselijk haar aan van in totaal 7000 kilo. Vrouwenhaar diende als grondstof voor textiel.
De magazijnen puilden uit van de geroofde bezittingen, zorgvuldig geselecteerd: koffers, schoenen, brillen, borstels, kleren, schalen, tot gebedsdoeken en protheses toe. Onbewogen dienden SS’ers bij hun commandant schriftelijke aanvragen in voor een kinderwagen of babykleertjes.
Veel voorwerpen liggen nu tentoongesteld in sinistere vitrines in het Auschwitz-museum: een berg koffers met joodse namen uit alle delen van Europa, 43.000 paar schoenen, een enorme stapel brilmonturen.
Het verzet
Met openbare ophangingen poogden de nazi’s ieder verzet in de kiem te smoren. Op 19 juli 1943 vond de grootste publieke ophanging plaats: twaalf Poolse gevangenen kregen de strop, omdat zij met de buitenwereld contact hadden gezocht en medegevangenen hadden geholpen te ontsnappen.
De enige gewapende opstand onder joodse gevangenen vond plaats op 7 oktober 1944. Leden van het Sonderkommando (dat de dode lichamen uit de gaskamers moest halen en verbranden), staken Krematorium IV gedeeltelijk in brand. De SS vermoordde tijdens en na de revolte meer dan 450 heldhaftige opstandelingen.
Ondanks ontbering, onderdrukking en snelle sterfte slaagden de gevangenen erin ondergronds verzet te organiseren. Zij redden zieken uit handen van verknipte nazi-chirurgen. Ze smokkelden voedsel en medicijnen het kamp binnen. Gecodeerde briefjes over misdaden, in het geheim genomen foto’s en lijsten met namen van gevangenen en bewakers gingen in tegenovergestelde richting om als belastend bewijsmateriaal te dienen na de oorlog.
Het verzet richtte zich tevens tegen handlangers van de nazi’s. Als gevangenen te nauw samenwerkten met de SS, probeerde men hen te vervangen door anderen. Ook vonden er in het geheim godsdienstoefeningen plaats, want juist uit het geloof putten velen kracht.
Het einde
Aan het einde van de zomer in 1944 leefden er ruim 90.000 mannen en vrouwen onder verschrikkelijke omstandigheden in het kamp. De nazi’s voelden de nederlaag aankomen en trachtten de sporen van hun misdaden uit te wissen voor het snel oprukkende Rode Leger. Met dynamiet blies de SS de gaskamers en crematoria op, maar had geen tijd om de ruïnes volledig op te ruimen. De restanten liggen er nog steeds, onaangeroerd, als een woordenloze klacht.
Van de meeste barakken restten nog slechts fundering en schoorsteen; voor het in brand steken van de laatste 45 houten barakken ontbrak de tijd. Op 17 en 18 januari 1945 dreven de zich terugtrekkende nazi’s naar schatting 56.000 gevangenen onder strenge bewaking Auschwitz uit, richting Duitsland. Velen overleefden deze ‘dodenmarsen’ in de vrieskou niet.
In 1967 is een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de holocaust onthuld, aan het einde van de spoorlijn, recht tegenover de ‘dodenpoort’ van Auschwitz-Birkenau. Voor het uit brokstukken opgetrokken monument liggen grote gedenkplaten waarop in verschillende talen staat: ‘Laat deze plaats eeuwig een kreet van wanhoop zijn en een waarschuwing aan de mensheid. Hier hebben de nazi’s omstreeks anderhalf miljioen mannen, vrouwen en kinderen vermoord, voornamelijk joden uit verschillende Europese landen.
Bron: Nederlands Dagblad