Dinsdag 3 mei 2005
Om exact zes uur in de ochtend lijkt het alsof er een compleet circus langs het Nathan’s Villa hostel paradeert. Ellen’s telefoon zorgt voor het begin van de feestvreugde, waarna mijn onmisbare l*lijzer hieraan een spetterend vervolg geeft. Vijf paar slaperige ogen gaan open en twee paar vermoeide benen slingeren zich over de rand van het bed. Snel even douchen, tas inpakken en om zeven uur hobbelen we onder een flauw ochtendzonnetje door de straten van Warschau. Op het perron aangekomen, verwijst een vriendelijke Duitse omroepstem ons naar de juiste plek om de trein te bestormen. We blijken twee mooie plaatsjes gereserveerd te hebben in de ‘Berlin-Warszawa-express’ en het blijkt dan ook een onmogelijke opgave te zijn om de gehele reis het gevecht tegen de slaap aan te kunnen.
Na vier lange en slaperige uren komen we aan op station Rzepin. Het blijkt een ministationnetje te zijn ergens in de middle of Polish-nowhere. We raken lichtelijk in paniek als de door ons gezochte Nederlandse auto nergens te bekennen blijkt te zijn. Net op het moment dat we denken dat ons avontuur direct al een dramatisch wending gaat nemen, stuift er een dikke BMW met gierende banden het parkeerterrein op. De man die uitstapt is Samuel Nieuwenhuis, een Nederlander die negen jaar geleden in Polen is begonnen met ondernemen. Na een stevige handdruk stelt hij voor eerst naar het motelletje te rijden waar hij momenteel samen met vrouw en kinderen verblijft. Het blijkt een enerverend ritje. Met een gemiddelde snelheid van 160 km/h vliegen we over de lokale wegen, oude Golfjes worden ingehaald alsof ze achteruit rijden en ondertussen weet Samuel het voor elkaar te krijgen om zijn telefoon bijna standaard aan zijn oor geklemd te houden.We besluiten wat te gaan drinken bij een bouwvallig keetje langs de weg, waar Samuel ons zijn plannen uit de doeken doet. We gaan verschillende Nederlandse bedrijven in de regio bezoeken, het enigste probleem is dat hij nog een chauffeur voor de tweede auto nodig heeft… Ik blijk moeilijk te kunnen liegen over het trotsmakende feit dat ik afgelopen vrijdag in één keer mijn roze papiertje heb behaald, dus Samuel speelt handig in op deze trotsheid en haalt me over in deze Ford Scorpio achter hem aan naar het motel te rijden. Ellen besluit dan ook maar haar leven te wagen en de handrem van deze auto te bedienen. Wonder boven wonder blijkt de BMW van Samuel ook met lagere snelheden over de hobbelige weggetjes te rijden en zonder brokken komen we bij het motel aan. Daar doen we de Duitse automaat over aan de vrouw van Samuel en hij rijdt ons in de Ford naar het bedrijf waar hij aanvankelijk mee is gestart in Polen. In een halfuurtje tijd zien we vanuit het autoraampje 700 hectare akkerland aan ons voorbij trekken. Een onvoorstelbaar groot bedrijf. Zo ver als je kan kijken zie je de groene sprieten op het land rustig bewegen door de wind. Samuel legt uit dat vooral de enorme ruimte in Polen zo aantrekkelijk is voor de boeren, zeker omdat je in Nederland maar beperkte stukken land in handen kan krijgen. Naast zijn werk als ondernemer, heeft hij ook bemiddeld bij de komst van andere Nederlanders naar Polen. Eén van die Nederlanders is Arnold Bac en hij is de eerste die we gaan bezoeken.
Samuel rijdt ons in de Ford naar Arnold en even later arriveren daar ook zijn vrouw en kinderen. Hij legt ons nog even snel uit wat de verdere planning is voor de komende dagen en is dan weer plotsklaps vertrokken. Het interview met Arnold loopt lekker vlot, hij is enthousiast en weet veel leuke dingen te vertellen over zijn ondernemerschap in Polen. Hij stipt wel aan dat hij in Polen meer coördinator dan boer is. Het rijden op de trekker is er niet meer bij voor Arnold, zijn hoofdtaak bestaat uit het aansturen van zijn Poolse werknemers en het regelen van de papierrommel.
Ondertussen is de neef van Arnold ook gearriveerd. Hij heeft een paar kilometer verderop een verhuurbedrijf van hoogwerkers. We schieten nog even snel wat leuke plaatjes van Arnold op de combine en de quad en daarna springen we bij neef Gerben in de auto richting zijn bedrijf. Een tiental vragen, een twintigtal fotogenieke poses en een uur later zijn we weer terug bij Arnold, alwaar ik me weer achter het stuur van de Ford hijs. Ditmaal mag ik achter Gerben, normaal gesproken ook niet vies van het betere plankwerk, aanrijden richting het motel in Osno. Ondanks een fiks regenbui, een vettige ruit die bijna ondoorzichtbaar wordt door de ruitenwissers en een aantal haast onbegaanbare wegen, krijg ik de auto weer veilig bij het motel. Uit het gebrekkige Duits van de moteleigenaresse maken we op dat Samuel voor ons twee kamers heeft gereserveerd en dat we hier kunnen eten. Een vlugge inspectie van de kamers leert ons dat Ellen een tweepersoonsbed tot haar beschikking heeft en ik zelfs een overheerlijk en lang gewenst bad!
Ons avondeten blijkt uiteindelijk te bestaan uit een vettige shaschlick en een paar slappe frietjes, maar na zo’n intensieve dag gaat alles er wel in! Na deze lichamelijk oppepper maken we nog even een rondje door het dorpje, wat niet meer blijkt te zijn dan twee lange straten met daarlangs een aantal winkels, wat half-afgemaakte huizen en een oude kerk. Ondertussen wordt de lucht donkerder en donkerder en de eerste lichtflitsen zien we in de verte al door de lucht schieten. En aangezien we toch nog een flinke hoeveelheid slaap in hebben te halen, besluiten we vroeg naar bed te gaan. Maar uiteraard niet nadat ik mezelf tegoed heb gedaan aan een heerlijk bad! Als klap op deze opkikkerende vuurpijl krijg ik tijdens het badderen ook nog een telefoontje van een gemist meissie uit Hoek van Holland, dus mijn avond kan niet meer stuk. Om half tien duik ik onder de dekens van mijn veel-te-kleine bed en nog geen minuut later zijn de deuren van dromenland al voor mij geopend.